Minder zout en minder suiker
Een grote supermarkt vertelt in paginagrote advertenties dat ze haar klanten helpt om gezonder te eten, maar is dit wel terecht? Er zijn toch ook afspraken gemaakt met de voedingsindustrie die hieraan bijdragen? Wat is het effect van deze productverbeteringen? En klopt het dat alleen die grootgrutter bijdraagt aan een gezonder eetpatroon voor Nederlanders?
Wie zijn er betrokken bij de verbetering van de producten?
Sinds 2014 werken verschillende partijen in de voedingsindustrie samen om de gehaltes van zout, suiker en (verzadigd) vet in levensmiddelen omlaag te brengen. Het doel daarvan is om het aanbod van gezonde producten te vergroten. De partijen die hieraan bijdragen zijn het centraal bureau levensmiddelenhandel (CBL), de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), de Koninklijken Horeca Nederland (KHN), de Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties (Veneca) en het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS).
Wat doen ze om producten te verbeteren?
Elk jaar hebben deze partijen afspraken gemaakt welke doelen er behaald moesten worden. De voorlopige planning liep tot en met 2020. Daarbij zijn er per productgroep afspraken gemaakt hoe groot de afname van zout, suiker en (verzadigd) vet jaarlijks zou moeten worden. Bij de afname van zout, suiker en vet worden er kleine stapjes geformuleerd, zodat de consument rustig aan de nieuwe smaken kan wennen. Bij het plannen van het bijstellen van de gehaltes van zout, suiker en (verzadigd) vet wordt er ook gekeken hoeveel er van de producten wordt gegeten door de “gemiddelde Nederlander”.
Op deze website vind je een overzicht hoe de productaanpassingen zijn verlopen en hoe dit gemonitord werd.
Schatten van de effecten van de productverbeteringen.
Het Rijks Instituut Volksgezondheid en Milieu RIVM) is ook verantwoordelijk voor de voedselconsumptiepeilingen (VCP). Aan de hand van de resultaten van de VCP kan het RIVM per leeftijdsgroep nagaan wat het effect van veranderingen in producten kunnen zijn op de gemiddelde inname van de bevolking, omdat bij de VCP ook gekeken wordt naar het type voedingsmiddelen en de plaats, het tijdstip en de soort die er worden gegeten door de deelnemers aan de VCP. Door de veranderde gehaltes van voedingsstoffen dan in te voeren in de bestaande berekeningen kan dan een schatting worden gemaakt van de totale inname van de beoogde voedingsstoffen. In dit geval gaat het dan om suiker, zout en (verzadigd) vet.
Wat betekent dit voor de consument?
Uit de monitoring van het RIVM blijkt dan dat de volwassen Nederlander gemiddeld 0,5 g zout en 4 g suiker per dag minder binnen krijgen dan voor het akkoord. De gemiddelde Nederlander krijgt nu dagelijks 8,7 g zout en 114 g suiker per dag binnen en door de productverbeteringen zou dit dan dalen tot 8,2 g zout en 110 g suiker per dag. Nu lijkt dat op zich nog niet spectaculair, maar ook voor 2020 staan er nog productverbeteringen op de agenda. Dat betekent nog weer een kleine verlaging van suiker en zout. Voor vet is de berekening nog niet bekend.
Ook moet er rekening gehouden worden met voedingstrends of Nederlanders dan ook hetzelfde zijn blijven eten.
Wat doen catering, horeca en winkeliers aan productverbetering?
In de winkels zijn de verbeterde producten in de schappen terug te vinden. Om suiker en vet te verminderen kan er bijvoorbeeld met kleinere verpakkingen worden gewerkt. In de catering en horeca kunnen kleine veranderingen in het menu en het opdienen van de maaltijden tot een betere inname van voedingsmiddelen bijdragen. Een voorbeeld hiervan is het verkleinen van een portie vlees terwijl de hoeveelheid groente wel toeneemt. Zo kan ervoor gekozen worden om kleinere stukken vlees (bijvoorbeeld 15 g minder) en meer groente (25 g extra) worden uitgeserveerd.
Draagt alleen de grootgrutter dan bij aan een betere voedingsgewoonte?
Het zal duidelijk zijn dat niet alleen de bekende grootgrutter bijdraagt aan een betere voedingsgewoonte, maar dat dit dus door alle supermarkten gebeurt. Daarnaast blijkt dus ook dat cateraars en de horeca hierin meedenken en meedoen door middel van kleine stapjes zoals hiervoor beschreven. Eigenlijk is dat een mooi voorbeeld van nudging, waardoor de consument ongemerkt een duwtje in de goede richting krijgt.
Wat moet er nog meer gebeuren?
Een groot deel van het supermarktassortiment voldoet namelijk nog steeds niet aan de Richtlijnen Goede Voeding en de Richtlijnen voor de Schijf van Vijf. Daarnaast is het nodig dat het initiatief voor productverbetering een vervolg gaat krijgen voor nog meer verbeteringen.
Uiteraard moet de consument nog wel alert blijven bij het inkopen van het voedsel en vooral bij het opeten ervan. Maar daarover wordt volgende week meer gemeld.