Op gewicht

Zoals veel mensen hebben ook Olympische wintersporters ambities om “op gewicht” te komen én te blijven, maar skischansspringers en bobsleeërs hebben daar heel verschillende ideeën over. De skivlieger blijft graag lang in de lucht en wil dus zo licht mogelijk zijn, maar de bobsleeër legt graag meer gewicht in de slee. Naast de kilo’s zijn er meer factoren…

Hoe lichter hoe verder?

Met grote bewondering kijk ik graag naar het skischansspringen. Ik denk dat je wel stalen zenuwen hebben zijn om dat te durven. Volledige concentratie is nodig, want kleine fouten kunnen grote gevolgen hebben. Tijdens het afdalen van de schans naar de springtafel, gedurende de vlucht en bij de landing worden er behoorlijke krachten op het lichaam uitgeoefend. Voldoende spierkracht en een goede (spier)conditie zijn dus belangrijk. Een zwaardere springer maakt meer snelheid op de schans, maar wie lichter is kan vanwege het (vlieg)gewicht langer in de lucht blijven en dus verder springen. Het kan verleidelijk zijn om met het gewicht en de skilengte te manipuleren. Om dat te voorkomen heeft de FIS bepaald dat de er met kortere ski’s wordt gevlogen naarmate de Body Mass Index (BMI) lager is en sinds 2004 hanteert de internationale skifederatie (FIS) een ondergrens voor de BMI om de skiërs tegen zichzelf te beschermen. Op basis van voortschrijdend inzicht is de ondergrens voor de BMI in 2009 naar boven bijgesteld naar 21 voor mannen en 20,5 voor vrouwen.

Hoe zwaarder hoe sneller?

Bobsleeën is sinds 1932 erkend als Olympische sport en sinds 2002 staat het bobsleeën voor vrouwen ook op het programma. Bij het bobsleeën wordt er met een 2-mans- en een 4-mansbobslee geracet. Naast het bobsleeën behoort het rodelen en de skeleton tot de bob- en sleesport. Het rodelen staat sinds 1964 in de lijst van Olympische sporten en kan zowel solo als met meerdere sporters op een rodel plaatsvinden. Het skeleton werd als eerste van deze drie verschillende disciplines Olympisch erkend in 1884.
De wedstrijdbaan bestaat uit een ijzig parcours met een aantal rechte stukken en een paar bochten en deze baan heeft een verval, zodat er snelheid wordt verkregen. Er kunnen snelheden behaald worden van 150 km/uur, zodat een ijzeren zelfbeheersing, rem- en stuurmanskunst belangrijke voorwaarden zijn voor succes. De eerste 50 meter wordt de slede geduwd waarna de bemanning snel moet instappen. Gemiddeld duurt zo’n race ongeveer een minuut.
Extra gewicht is bij deze sporten een voordeel, mits deze goed over de slee is verdeeld. Om geen oneerlijk voordeel te hebben zijn er door de internationale bob- en sleesportbond limieten vastgesteld voor het gewicht van de bobslee, maar ook voor de slede inclusief sporters.

Goede beheersing belangrijk

Naast het gewicht is bij het bij de beide sporttakken (schansspringen en sleesport) belangrijk dat sporters over voldoende techniek en kracht beschikken. Wanneer de springer namelijk aast op een te licht gewicht kan dit ook leiden tot spierafbraak. Hierdoor gaat ook kracht verloren en dat kan nadelig zijn bij de afzet van de springtafel, maar ook om alle krachten tijden het vliegmoment en de landing op te vangen. Bovendien mogen er bij een hoger gewicht langere ski’s worden gebruikt.
Bobsleeërs kunnen wel gaan voor “zo zwaar mogelijk” en juist dan is de aanmaak van spierweefsel belangrijk, omdat spieren (veel) zwaarder zijn dan vet. De bobsleeër, de rodelaar en de skeletoner die dus op spieren inzet vangt dus twee vliegen in een klap, namelijk meer gewicht en toch een meer gestroomlijnd figuur. Vooral voor het rodelen en de skeleton kan het gestroomlijnde figuur een extra voordeel zijn, omdat je als sporter behendiger kan zijn en een minder groot lichaam zorgt ook voor minder luchtweerstand.

Voeding voor beiden een belangrijke factor

Beide typen sporters zullen dus baat hebben bij een eiwitrijke voeding, voldoende vetten en koolhydraten en voldoende van de andere voedingsstoffen. Daarnaast dienen skispringers en sleesporters voldoende vocht te gebruiken, omdat lichte vormen van uitdroging de alertheid kunnen belemmeren. Kortom ook in deze sporten kan een goede voeding en een goede timing van de inname van voedingsstoffen rondom training en wedstrijden het verschil maken.
Nu maar hopen dat onze bob- en sleesportselectie hier ook voldoende rekening mee houdt, maar mochten ze vragen hebben: Ik denk graag met hen mee.

anneke-palsma

Zoek je een advies voor voeding bij jouw sport, dan kun je bij mij terecht.

Drs. Anneke Palsma