Voeding als medicijn. Hoe doe je dat?

Een nieuw jaar wordt vaak gestart met goede voornemens. Daarbij staan “gezond leven”, ‘meer bewegen” en “afvallen” al jarenlang in de top vijf. Doordat COVID-19 bij mensen met overgewicht een ernstiger beloop heeft is opnieuw duidelijk geworden dat een gezond gewicht belangrijk is. Ook vanuit de sport, en dan met name de fitnessbranche wordt daarop ingespeeld. Hoe kunnen fitnessinstructeurs hun klanten inspireren tot gezonde voedingskeuzes?

Handreiking voor een gezonde leefstijl

In het boek “Voeding als Medicijn. Hoe doe je dat?” wil John van Heel een handreiking bieden aan mensen die gezonder willen leven. John van Heel is een bevlogen fitnessondernemer, die in 1994 de EFAA oprichtte en onder andere ook initiator is van de New Health Foundation. Het boek “Voeding als medicijn” is ook bedoeld voor mensen die anderen begeleiden in een zoektocht naar een gezondere levenswijze. Hij beoogt met het boek niet om diëtisten te vervangen, maar juist om andere professionals nog meer handvatten te bieden om hun klanten naar de juiste deskundige door te verwijzen.

Voeding: onderdeel van leefstijl als medicijn

Het boek “Voeding als medicijn” kan als “los onderdeel” worden gelezen, maar het vormt een onderdeel van de “Leefstijl als medicijn”-benadering. Binnen deze benadering gaat het om leefstijl, bewegen en brein. De auteur schreef in 2019 al een boekje over het onderdeel “Bewegen” en er volgt nog een boekje over “Je brein als medicijn”. In dat laatste deel staat het streven naar een juiste mindset voor een gezonde leefstijl centraal.
De drie boekjes hebben een zeer handzaam formaat. Daarom wordt er over “boekjes” gesproken.

Inhoud “Voeding als medicijn”

In het eerste hoofdstuk wordt de geschiedenis van onze voeding besproken. Het gaat dan om de transitie van de mens van jager-verzamelaar tot landbouwer en stadbewoner. In het tweede hoofdstuk wordt uitgelegd wat het gevolg is dat de mens niet goed aangepast is aan een inactieve leefstijl. In dat hoofdstuk worden de functies en de effecten van de macronutriënten (eiwitten, vetten en koolhydraten) op het menselijk lichaam besproken. Vervolgens beschrijft de auteur de verschillen tussen de huidige eetgewoonten van de gemiddelde Nederlander en een gezonde voedingsgewoonte. Daarna legt van Heel uit hoe de gedragsverandering naar een gezonde voedingsgewoonte kan worden gerealiseerd. Hij benoemt waarop de richtlijnen voor een gezonde voeding zijn gebaseerd. In het voorlaatste hoofdstuk worden praktische tips gegeven die op individueel niveau toepasbaar zijn. Het boek eindigt met een voorzet hoe voedingskennis beter ingebed kan worden in het onderwijs.

Inhoudelijke kritiekpunten

Een substantieel deel van dit boek is juist onderbouwd en goed beschreven, maar er is inhoudelijk nog heel veel winst te boeken. De auteur gaat bijvoorbeeld in op het zuur-base evenwicht van het lichaam, maar hij legt niet uit wat het lichaam zelf doet om dit evenwicht te handhaven. De schrijver hanteert ook niet overal de juiste terminologie. Hij beschrijft enkelvoudige suikers, maar lijkt daarbij wat anders te bedoelen. Ook geeft hij een aanbeveling om dagelijks 8 glazen water te drinken, maar verzuimt een toelichting te geven waarop dat gebaseerd is. De auteur geeft in het voorlaatste hoofdstuk veel adviezen, maar deze worden slecht summier uitgewerkt en de verwijzing naar de juiste hulpverlener (diëtist) ontbreekt. .
Consumenten en hulpverleners die dit boek gebruiken kunnen op een verkeerd been worden gezet, als ze over onvoldoende voedingskennis beschikken. Dat komt omdat zij de juiste en onjuiste informatie niet van elkaar kunnen onderscheiden.

Meer samenwerking nodig

John van Heel geeft een voorzet om een gezonde leefstijl voor iedereen toegankelijk te maken. Van Heel had hier meer uit kunnen halen door bij het schrijven van dit boekje al een voedingswetenschapper of een diëtist mee te laten lezen om missers en fouten in de tekst te voorkomen. Hij geeft op pag. 13 aan dat het boekje niet bedoeld is om de rol van voedingsprofessionals zoals diëtisten te bagatelliseren. Toch  verzuimt bij tal van situaties in het boek te vermelden wanneer de hulp van een diëtist nodig is. De auteur bespreekt in het voorlaatste hoofdstuk een aantal ziektebeelden waarbij een dieetadvies nodig is, maar verwijst vervolgens niet naar een diëtist. Zo ontbreekt bij de tip “om een FODMAP-dieet te volgen” dat dit dieet ook tot tekorten kan leiden. Het FODMAP-dieet is ingewikkeld. Wie dit dieet wil volgen heeft altijd de hulp nodig van een diëtist om voedingstekorten te voorkomen.

Eindoordeel: Nog veel winst te behalen

Het boek geeft een goede aanzet om mensen aan het denken te krijgen. Het is echter nodig om bij een volgende druk de onjuistheden en de missers te verbeteren. Daarnaast dient de auteur ook aan te geven dat een adviseur/begeleider nooit buiten zijn competenties moet gaan werken. Dat kan namelijk tot blijvende gezondheidsschade leiden. Dat is duidelijk niet wat John van Heel wil.
De auteur kan nog meer inzetten op een brede samenwerking door bij het schrijven van de herdruk van dit boek de hulp in te schakelen van een voedingswetenschapper en/of sportdiëtist om de onjuistheden te corrigeren. Dat geldt ook voor het schrijven van andere artikelen (over voeding) zoals hij dat ook voorstaat op deze website.

anneke-palsma

Zoek je een advies voor voeding bij jouw sport, dan kun je bij mij terecht.

Drs. Anneke Palsma