Voedselveiligheidscontroles uitgebeend?
De Fipronil in de eieren heeft de discussie over het handhaven van de voedselveiligheid in Nederland aangewakkerd. Naar aanleiding van de voedselschandalen van de afgelopen jaren is er al eerder onderzoek verricht naar de controle op de voedselveiligheid. Wat heeft dat opgeleverd en wat is er daarna veranderd? Wat betekent dit voor de consument? Wat is er aan de huidige situatie te verbeteren?
Wie is de baas van de voedselcontrolewaakhond?
In de vorige eeuw was voedselveiligheid de verantwoordelijkheid van het ministerie van Landbouw. Dit ministerie beschikte daarvoor over verschillende keuringsdiensten zoals de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) en andere keuringsdiensten voor overige voedingsmiddelengroepen. Het ministerie van Volksgezondheid had de verantwoordelijkheid voor de directe voedselveiligheid en had hiervoor de verantwoordelijkheid gedelegeerd aan de Keuringsdienst van Waren. In de jaren tachtig en negentig zijn meerdere verschillende keuringsdiensten die zich met voedselveiligheid bezighielden samengevoegd en in 2003 werden ze onder het ministerie van Landbouw geplaatst. Het lastige van deze organieke indeling is dat dit ministerie ook verantwoordelijk is voor de productie en de exportbelangen van landbouw en veeteelt. Later werd het ministerie van Landbouw en Veeteelt opgeheven. In plaats daarvan werden de belangen van deze sector behartigd door een staatssecretaris die werd ingedeeld bij het ministerie van Economische Zaken. In 2012 is de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit ontstaan uit een fusie van Voedsel en Waren Autoriteit met de Plantenziektenkundige dienst en de Algemene Inspectiedienst. Deze drie organisaties hadden al veel formatieplaatsen ingeleverd waardoor er minder kwaliteitscontroles konden plaatsvinden. In het boek “Uitgebeend” uit 2014 van onderzoeksjournalist Marcel Silfhout is te lezen hoe voedselveiligheid organiek ondergeschikt is gemaakt aan Economische Zaken, maar hoe is de Volksgezondheid geborgd?
Voedselveiligheid bij Volksgezondheid en Economische Zaken
Op de website van de Rijksoverheid staat te lezen dat de hygiëne en de keuring van het vlees in het slachthuis, de opslag van vlees, de kwaliteit en veiligheid van diervoeders, de productie van groente en fruit en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken valt. De regie voor “Voedsel en volksgezondheid” is bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingedeeld.
Er is dus sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van landbouw en veeteelt, die organiek is ingedeeld onder het ministerie van Economische Zaken, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Taskforce Voedselvertrouwen
Naar aanleiding van eerdere voedselschandalen zoals het paardenvleesschandaal en de affaire van de met salmonella besmette zalm is er onderzoek verricht naar het functioneren van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en er werd in 2013 een Taskforce Voedselvertrouwen opgesteld, met de subtitel “Voedsel vertrouwen is verantwoordelijkheid nemen”. In dit document werden actiepunten geformuleerd om de algehele controle op voedselveiligheid en daarmee de volksgezondheid beter te borgen. Er wordt ingezet op een betere controle op de kritieke punten waarop het gemakkelijk mis kan gaan. Er dient gewerkt te worden met kwaliteitssystemen voor de verschillende onderdelen van de voedselketen. De mogelijkheden tot private borging van de controlesystemen worden onderzocht (pag. 6) Op pag. 7 van de taskforce wordt aangegeven dat de integriteitsprogramma’s en de het toezicht van de overheid een kritische succesfactor vormen van het geheel, oftewel evenals in veel andere sectoren wordt een belangrijke rol toebedeeld aan private partijen. Heel letterlijk vertaalt: de slager delegeert de keuringen van zijn eigen vlees aan een controleur waarbij hij de eisen voor wijze waarop de controle uitgevoerd wordt zelf formuleert.
Ook wordt er afgesproken dat “bedrijven geen verdachte partijen kopen en ze zullen deze partijen (en eigenaren) bij elkaar melden en bij de beheerders van de kwaliteitssystemen en bij de NVWA” (pag. 8). Ook worden er afspraken gemaakt over het opleggen van sancties, de wijze van communicatie over incidenten in de voedselketen tussen de verschillende partijen in de sector en hoe het publiek geïnformeerd wordt. De taskforce is opgesteld met behulp van vertegenwoordigers uit de verschillende sectoren binnen de voedselproductie.
Fipronil in eieren: lakmoesproef?
In een brief van 3 augustus die door het ministerie van VWS en de staatssecretaris van Economische Zaken aan de Tweede Kamer is gestuurd is te lezen welke maatregelen door de NVWA zijn genomen om het risico op een te hoge inname op Fipronil uit eieren en andere voedingsmiddelen zoveel mogelijk te beperken. Op 9 augustus werd echter bekend dat er in november 2016 al een melding bij het NVWA is binnengekomen dat er mogelijk Fipronil gebruikt werd bij het bestrijden van bloedluis bij kippen. In de brief van 3 augustus wordt er een andere datum voor de eerste melding over het gebruik van Fipronil genoemd. Dat duidt erop dat de afspraken die er in de Taskforce Voedselvertrouwen in deze affaire niet zijn nageleefd.
Daarom is het terecht dat er een onderzoek volgt naar het functioneren van alle schakels in het voedselveiligheidssysteem en of de controle op de afspraken in de taskforce voldoende zijn om het vertrouwen van de consument in het voedselveiligheidssysteem weer terug te winnen.
En de consumentenveiligheid?
Op basis van de huidige gegevens is het terecht dat de grenswaarden voor Fipronil in de eieren streng gehanteerd zijn, omdat we mogelijk langer, vaker en meer blootgesteld zijn aan Fipronil dan er in eerste instantie is gecommuniceerd. Op dit moment worden er onderzocht in hoeverre Fipronil aanwezig is in het vlees van de kippen en alle overige voedingsmiddelen waar eieren in verwerkt worden.
Voor de toekomst dient overwogen te worden of de onafhankelijkheid van de kwaliteitscontrole op de voedselveiligheid beter geborgd kan worden als de invloed van private partijen wordt verminderd.